Deelnemers
- John Baldessari, Sadie Benning, Kathryn Bigelow, Donigan Cumming, Atom Egoyan, Robert Frank, Nancy Holt, Joan Jonas, Chris Marker, Antoni Muntadas, Mark Romanek, Martha Rosler, Lawrence Weiner, Peter Wollen
De tentoonstelling Home Screen Home wordt georganiseerd in het kader van het 27ste International Film Festival Rotterdam. Home Screen Home presenteert videowerken gemaakt voor het beeldscherm, van het kritische werk van de jaren zestig en zeventig tot recente muziek videos en commercials. Getoond wordt werk van onder meer Sadie Benning, Kathryn Bigelow, Donigan Cumming, Atom Egoyan, Robert Frank, Nancy Holt, Joan Jonas, Chris Marker, Antoni Muntadas, Mark Romanek, Martha Rosler, Lawrence Weiner en Peter Wollen. De videos worden gepresenteerd in ruimten die refereren aan de huiselijke omgeving. De tentoonstelling is samengesteld door de Amerikaanse filmmaker/producent Michael Shamberg.
Recente discussies over kunst en Internet concentreren zich rond de potentie van het Net om het conventionele tentoonstellingsmodel te doorbreken. Op het Internet is kunst niet langer gebonden aan de fysieke ruimte van het tentoonstellingsinstituut maar heeft de kijker rechtstreeks toegang via zijn eigen terminal.
De discussie rond het Internet herinnert aan de kwesties die centraal stonden voor de eerste videokunstenaars. Ook zij waren geïnteresseerd in het zoeken naar presentatiemogelijkheden in ruimten buiten het officiële kunstcircuit. Het medium televisie bood hen de mogelijkheid kunst rechtstreeks in de huiskamer te brengen.
Kunstenaars kregen toegang tot het medium televisie toen in 1969 de eerste draagbare videoapparatuur op de markt kwam. Video was voor veel van hen een middel waarmee weerstand geboden kon worden aan de mainstream televisie. Vanuit een besef van de enorme invloed van televisie op de maatschappij, bestudeerden zij haar effect op het publiek — waarvoor televisie inmiddels zowel een essentieel onderdeel van de inrichting van de woning, als een directe informatiebron was. Voor anderen was video een medium waarmee hun kunst kon ontsnappen aan de greep van de geïnstitutionaliseerde kunstwereld.
In haar essay “The Suburban Home Companion” analyseert Lynn Spigel hoe de woning, door de intrede van de televisie, getransformeerd werd tot een theater. In de jaren veertig en vijftig adviseerden Amerikaanse woonmagazines hun lezers “de conventionele inrichting van de woonkamer aan te passen omdat televisiekijkers dezelfde kant op kijken in plaats van naar elkaar”; “televisie is theater, en voor een succesvol theater is het nodig dat het publiek comfortabel zit en een goed zicht op het podium heeft”.
De televisie plaatst de toeschouwer in een bijzondere positie. Kijkend naar een publiek spektakel vanuit de eigen woning, is hij fysiek geïsoleerd van de overige televisiekijkers, die zich eveneens thuis bevinden. De televisie geeft de kijker het gevoel “op afstand” aan een sociale gebeurtenis deel te nemen. Deze afstand maakt de realiteit echter tegelijkertijd tot een veilige en voorspelbare ervaring; hoewel de kijker in staat wordt gesteld denkbeeldig zijn woning te verlaten, wordt hij niet werkelijk door de buitenwereld aangetast.
Op deze wijze speelde de televisie een belangrijke rol in de vorming van het ideaalbeeld van het gezin, dat paste bij het leven in de moderne stadswijken. De programma’s op de televisie bevestigden dit ideaal. Populaire televisieseries presenteerden geromantiseerde beelden van gezinssituaties; zelfs het nieuws werd gepresenteerd door een “paar”. Zoals de Amerikaanse kunstenaar Dan Graham opmerkte: “Televisie kan gezien worden als een metaforische spiegel, waarin het televisie kijkende gezin een geïdealiseerd, vertekend beeld van zichzelf ziet”.
Kunstenaars waren een van de eersten die weerstand boden aan de almacht van het uniforme beeld waarmee televisie de maatschappij representeerde. Video werd daarbij als wapen ingezet. In de jaren zestig begonnen groepen als Videofreex, People’s Video Theater en Raindance Corporation met het produceren van alternatieve televisieprogramma’s en met het verkennen van de democratische mogelijkheden van het massamedium. Zij documenteerden het alledaagse leven in een directe en ongemonteerde stijl, afgeleid van de Franse “cinéma-vérité”. Het in 1971 uitgebrachte manifest “Guerilla Television”, schetste een plan om televisie te decentraliseren, en de televisie “van bovenaf” te vervangen door televisie “voor en door het volk”. Via publieke kanalen versloegen de opstellers van het manifest politieke conferenties vanuit een opzettelijk subjectief standpunt, daarmee de objectiviteit van de journalistiek van de commerciële televisie ter discussie stellend.
Tegelijkertijd voegden kunstenaars als Vito Acconci, John Baldessari, Joan Jonas, Nancy Holt en Richard Serra video toe aan hun mediarepertoire, niet omdat ze televisie wilden veranderen en zo sociale veranderingen wilden bewerkstelligen, maar omdat ze op zoek waren naar een alternatieve rol en ruimte voor de kunst. Ze trachtten onder meer de geijkte relatie tussen kunstenaar en kijker te doorbreken. Een voorbeeld is de video Television Delivers People (1973) van de Amerikaanse kunstenaar Richard Serra. De film begint met een statement dat het vertrouwen dat we zelf controle hebben op de invloed van televisie op ons leven, direct ondergraaft: “Het product van – commerciële – televisie is het publiek”. Deze videokunstenaars wilden de normen van de commerciële kunstwereld herdefiniëren. De reproduceerbaarheid van video werd ingezet als ontkenning van de status van kunst als kostbaar object. Deze toepassing van video was dan ook verbonden aan de algehele kritiek waaraan het traditionele kunstbegrip door middel van conceptuele kunst, “land art”, “body art” en performance eind jaren zestig en begin jaren zeventig werd onderworpen.
Sinds de jaren tachtig staat het zoeken van contraire posities in de communicatie-industrie of het geïnstitutionaliseerde kunstcircuit in het werk van videokunstenaars minder op de voorgrond. Hun positie is zelfs radicaal veranderd; veel van de vroegere vernieuwers zijn inmiddels officiële televisiemakers geworden die bijdragen aan populaire series zoals Hill Street Blues, speelfilms en documentaires, en worden gesteund door publieke omroepen zoals Channel 4, BRTF, ZDF, VPRO en DD. Kunstenaars worden zelfs door televisiemaatschappijen ingehuurd als creative directors voor videoclips en reclamespots. In een tijd waarin televisie zo gewoon is, dat het bijna als behang in onze woningen aanwezig is, kunnen strategieën als imitatie en parodie echter nog steeds een belangrijk verschil uitmaken ten opzichte van commerciële en reguliere programmering.