Ondersteund door
Goethe-Institut Niederlande, OCA, CulturesFrance, Institut Français des Pays-Bas (Maison Descartes), Oostenrijk Ambassade in Den Haag.
Making is Thinking verkent uiteenlopende artistieke praktijken rondom noties van conceptuele ambachtelijkheid en intuïtieve industrie. Het beoogt de hardnekkige dichotomie tussen het praktische en het intellectuele te doorbreken en presenteert een reeks werken die de tweeledigheid tussen concept en vorm verwerpen.
Onder de kunstwerken die zijn opgenomen in Making is Thinking zijn verschillende terugkerende of overlappende interessegebieden waarneembaar: Zo is er de fascinatie voor de rol van de amateur, die zo bezig is met tijdsconsumerende activiteiten, dat deze bijna meditatief worden (Wilfrid Almendra, Dewar & Gicquel, Teppei Kaneuji, Hans Schabus). Er is de analyse van het scheppingsproces en een transformatie van deze analyse in een nieuw scheppingsmoment (Hedwig Houben, Ane Hjort Guttu, Edgar Leciejewski). Er is een verkenning van de beeldhouwkunst en de toegepaste kunsten, een strijd tussen functionalisme en formalisme die elke zweem van nostalgie vermijdt (Julia Dault, Rita McBride, Eva Rothschild). Er is de bloei van decoratie en schoonheid bij de herbeoordeling van bepaalde modernistische stijlfiguren (Eva Berendes, Alexandre Da Cunha). Er is het ontwijken van het bewuste denken en de nadruk op intuïtieve kennis (William J. O’Brien, Koki Tanaka). En tot slot, veel van de werken hebben een gevatte humor of ironie, zodat de vrome gewichtigheid die discussies rondom ambachtelijkheid vaak omgeeft, wordt doorgeprikt.
Al sinds de industriële revolutie worden de Europese samenlevingen gekenmerkt door een groeiende kloof tussen maken en denken. De stadsgildes en de huisindustrie op het platteland verdwenen in de negentiende eeuw geleidelijk en met de daaropvolgende mechanisatie van de arbeid ontstond een verdeling in blauweboordenwerkers en witteboordenwerkers. Ons huidige onderwijssysteem leidt liever op tot flexibele ‘kenniswerkers’ dan tot mensen met praktische vaardigheden of kennis.
In de kunst is sinds het begin van de twintigste eeuw een zelfde tweedeling waarneembaar. Met Duchamps introductie van de readymade in 1913, verschoof de nadruk in de avant-gardistische artistieke praktijk van de techniek en het maakproces naar de transformerende kracht van de visie van de kunstenaar. Zo kon de conceptuele kunst tot bloei komen en de beweging ontstaan die Lucy Lippard treffend omschreef als ‘de dematerialisatie van het kunstobject’. Deze vond zijn voorlopige climax in Lawrence Weiners Declaration of Intent in 1968, waarin hij verkondigde dat een kunstwerk ‘niet gebouwd hoeft te worden’. Voor Weiner staat denken gelijk aan maken. Toch maken kunstenaars ook nu nog fysieke kunstwerken en werken ze met tastbare materialen. Hoe moeten we omgaan met materialiteit in een wereld die steeds verder dematerialiseert? Hoe kunnen doordachte vormen van dit volhardende maken verenigd worden met onze vermeende post-industriële samenleving?
De laatste jaren is de idee van ambacht voorgesteld als het alternatief voor de waarden van industriële productie, mondiale kapitalisme en massaconsumptie. Ambachtelijkheid wordt hier echter in bredere zin opgevat dan door John Ruskin of William Morris in het begin van de vorige eeuw. In deze nieuwe opvatting zitten veel elementen van het modernisme en het postmodernisme, waardoor een radicale heroverweging kan plaatsvinden van kwesties rond ‘werken’, zowel binnen als buiten het terrein van de kunst. Veel kunstenaars maken zich deze bredere opvatting van ambachtelijkheid eigen als een paradigma voor het maakproces, dat voorheen tegengestelde posities – zoals het handschrift van de kunstenaar en conceptuele reflectie – lijkt te verenigen, en zij verkennen de mogelijkheden die dit paradigma biedt om bredere vragen rond de productie te heroverwegen.
Rita McBride heeft ooit gezegd: ‘Kunst doet er niet toe. Het doen, het leren, de worsteling, het groeien, de ontdekkingen onderweg, daar gaat het om.’ De succesvolle reeks ‘kunstconfrontaties’ van Witte de With Educatie wordt voortgezet: gedurende de hele tentoonstelling zijn interactieve rondleidingen beschikbaar, gericht op ‘gaandeweg ontdekken’.
Om het belang van het proces verder te benadrukken, komt de begeleidende publicatie tot stand in de loop van de tentoonstelling en wordt in delen online voor het publiek beschikbaar gemaakt.
De publicatie bevat een inleiding door curator/redacteur Zoë Gray, gevolgd door vier essays, met bijdragen van onder meer: Gavin Delahunty, hoofd Exhibitions & Displays, Tate Liverpool; Alice Motard, adjunct directeur en tentoonstellingsmaker, Raven Row, Londen; Solveig Øvstebø, directeur Kunsthall Bergen; Yoshiko Nagai, curator/schrijver, Tokio.
Goethe-Institut Niederlande, OCA, CulturesFrance, Institut Français des Pays-Bas (Maison Descartes), Oostenrijk Ambassade in Den Haag.